Door aanpassingen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden verenigingen en stichtingen mogelijk sneller vennootschapsbelastingplichtig vanaf het jaar 2019. Veel verenigings- of stichtingsbestuurders zullen niet beseffen dat de per 1 januari 2019 geldende maatregelen een grote financiële impact kunnen hebben voor hun vereniging of stichting.
Als er sprake is van het drijven van een onderneming waarbij ook winst wordt gemaakt, is er vennootschapsbelasting verschuldigd. Veel verenigingen en stichtingen leiden jaarlijks verlies of hebben een winst lager dan € 15.000.
In dat geval zijn ze op grond van de Wet Vpb vrijgesteld van vennootschapsbelastinghefffing. Dat hoeft niet te betekenen dat ze niet vennootschapsbelastingplichtig zijn, ze zijn gezien de resultaten vrijgesteld van belastingheffing.
Fiscaal resultaat is leidend bij bepaling of sprake is van belastbaar resultaat
Het uitgangspunt is dat het fiscale resultaat leidend is om te bepalen of er sprake is van een belastbaar resultaat. Vanaf 1 januari 2019 zijn er een tweetal maatregelen van kracht die ervoor kunnen zorgen dat de resultaten van verenigingen en stichtingen positief worden. Daardoor kan het resultaat zo hoog uitvallen, dat de hiervoor genoemde vrijstellingsgrens van € 15.000 wordt overschreden. Het gaat om de volgende twee maatregelen:
Afschrijvingsbeperking voor vastgoed in eigen gebruik
Vanaf het jaar 2019 is er in de Wet Vpb een verdergaande afschrijvingsbeperking opgenomen voor de afschrijving op onroerend goed dat in eigen gebruik is. Tot 1 januari 2019 mocht er tot 50% van de WOZ-waarde worden afgeschreven. Vanaf 1 januari 2019 mag nog tot 100% van de WOZ-waarde worden afgeschreven. Door deze afschrijvingsbeperking zullen verenigingen en stichtingen, die over eigen bedrijfshuisvesting beschikken, fiscaal een hoger resultaat behalen dan volgens de commerciële jaarrekening. Er wordt sneller winst gemaakt.
Beperking renteaftrek als de rentelasten hoger zijn dan € 1 miljoen per jaar
Een andere maatregel waar verenigingen en stichtingen vanaf 1 januari 2019 mee te maken kunnen krijgen is een generieke beperking van de renteaftrek voor zover de rentelasten hoger zijn dan € 1 miljoen. Op grond van een nieuwe maatregel wordt de betaalde rente in aftrek beperkt voor zover de rentelasten hoger zijn dan 30% van de zogenaamde fiscale EBITDA. Voor bestaande leningen is er geen eerbiedigende werking. Tot € 1 miljoen is de betaalde rente in ieder geval aftrekbaar. Als er meer rente is betaald, zal nagegaan moeten worden of een deel niet voor aftrek in aanmerking komt. Verengingen en stichtingen die op jaarbasis meer dan € 1 miljoen aan rente betalen kunnen tegen een aftrekbeperking aanlopen, waardoor het fiscale resultaat hoger uitkomt dan het resultaat volgens de jaarrekening. Dat kan ertoe leiden dat er vennootschapsbelasting verschuldigd is. Overigens is het wel mogelijk om rentebaten en rentelasten te salderen, alvorens de toets toe te passen om de niet-aftrekbare rente te bepalen.
De maatregel van de renteaftrekbeperking zal met name grotere verenigingen en stichtingen raken, gezien de franchise van € 1 miljoen. Deze maatregel zal de in veel gevallen geen invloed hebben op het te bepalen fiscale resultaat. Dat geldt niet voor de afschrijvingsbeperking op het vastgoed in eigen gebruik. Die zal zeker van invloed zijn, er vanuit gaande dat de WOZ-waarde de waarde in het economische verkeer van de bedrijfshuisvesting redelijk benadert.
Aandachtspunt: beperking van de voorwaartse verrekening van verliezen
Een andere aandachtspunt voor verenigingen en stichtingen is de beperking van de voorwaartse verrekening van verliezen tot 6 jaar voor verliezen opgekomen van het jaar 2019. Dat betekent dat opgekomen verliezen sneller ingelopen moeten worden, wil men voorkomen dat verliezen uiteindelijk verdampen en niet meer verrekend worden.
Bron: Accountancy Vanmorgen / Apollotax / Ewoud de Ruiter
Bizznizz Partners is de raadgever die dicht bij u staat.
bizz@bizznizz.nl